Beroepscode

Deze beroepscode is een beschrijving van het waarden- en normenstelsel van tolken gebarentaal. Hierin staan de principes en regels met betrekking tot de uitoefening van het beroep. Naast deze beroepscode bestaat ook de NBTG beroepscode tolken in de GGZ, en de beroepscode doofblindentolken.

Inleiding
De tolk gebarentaal levert haar1 tolkdiensten in settings waarin dove/slechthorende personen en horende personen met elkaar willen communiceren. Deze personen noemen we hierna deelnemers.

Tolken Nederlandse Gebarentaal tolken, afhankelijk van de deelnemer(s):
  • 1. van gesproken Nederlands naar Nederlandse Gebarentaal of een gebarensysteem en vice versa.
  • 2. van geschreven Nederlands naar Nederlandse Gebarentaal of een gebarensysteem en vice versa.
De tolk en de deelnemers zijn samen verantwoordelijk voor een goed verloop van de tolkopdracht. Om tot een goede kwaliteit van tolken te komen is het belangrijk dat, naast de beroepsverantwoordelijkheid van de tolk, ook de deelnemers verantwoordelijk zijn voor het creëren van goede randvoorwaarden op basis van samenwerking

De werkzaamheden van de tolk Nederlandse Gebarentaal zijn uitgewerkt in het beroepsprofiel van de Nederlandse Beroepsvereniging Tolken gebarentaal (NBTG).

1. Het aannemen van een tolkopdracht
De tolk is zich bewust van haar tolkvaardigheden en niveau en accepteert alleen opdrachten conform haar kunnen. Een tolk moet, voordat zij¹ een opdracht aanneemt, nagaan of zij zich, binnen deze opdracht, aan de beroepscode kan houden en of zij de opdracht aankan. Hierbij stelt zij zich ten aanzien van de opdracht de volgende vragen:
      1. ben ik voor deze opdracht deskundig genoeg?
      2. beschik ik over voldoende vaardigheden?
      3. kan ik met mijn maatschappelijke en ethische opvattingen deze opdracht goed uitvoeren?
Als de tolk één van deze drie vragen ontkennend moet beantwoorden, dient zij de opdracht niet aan te nemen of terug te geven wanneer de opdracht reeds is aangenomen.

2. Relaties met deelnemers
De tolk gebarentaal:
      1. informeert de opdrachtgever over de beroepscode en de geldende leveringsvoorwaarden. Als zij van mening is dat er onvoldoende kennis is, verstrekt de tolk van te voren of ter plekke de benodigde informatie.
      2. respecteert de zelfstandigheid en de verantwoordelijkheid van iedere deelnemer en toont dat in haar houding en gedrag naar de deelnemers. Wanneer de tolk voor minderjarige personen werkt, ligt de directe verantwoordelijkheid voor de deelnemers bij de ouder(s) of verzorger(s).
      3. laat in haar houding geen verschil zien tussen dove en horende deelnemers.
      4. functioneert zoals omschreven in het NBTG beroepsprofiel.
3 De tolkopdracht
De tolk gebarentaal:
      1. vertaalt de boodschap volledig en naar waarheid, zowel qua inhoud als qua intentie van de deelnemers. De tolk houdt daarbij rekening met sociale en culturele verschillen.
      2. vervult tijdens de tolkopdracht geen andere functies, zoals bijvoorbeeld de rol van adviseur of hulpverlener.
      3. is verantwoordelijk voor de communicatie en niet aansprakelijk voor de gevolgen die voortvloeien uit de tolkopdracht. De tolk moet, als zij vindt dat zij taalkundig of tolktechnisch niet of onvoldoende bekwaam is, dat onmiddellijk aan de deelnemers vertellen en met hen overleggen over mogelijke oplossingen. Wanneer tijdens de tolkopdracht blijkt dat de tolk en deelnemers verschillende maatschappelijke en/of ethische opvattingen hebben, dan zal de tolk deze niet van invloed laten zijn op de tolkopdracht. In beide gevallen zal de tolk - indien nodig - uit de tolkopdracht terugtreden.
      4. stelt zich qua houding, gedrag en uiterlijk zodanig op dat deze passend is binnen de setting waarin getolkt wordt.
      5. oefent door haar aanwezigheid invloed uit op het verloop van de communicatie in de opdracht, maar bemoeit zich niet met de inhoud van de setting. De tolk is echter gehouden aan de Nederlandse wet welke inclusief meldingsplicht is (zie ook 4.3).
4 Zwijgplicht
      1. Al vanaf het eerste contact beschouwt de tolk de informatie over de tolkopdracht als vertrouwelijk. Bij het aannemen van de tolkopdracht gaat de tolk een vertrouwensrelatie met de deelnemers aan. De tolk heeft daarom zwijgplicht en bewaart strikte geheimhouding over wat zij tijdens een tolksetting hoort of ziet.
      2. De tolk gebruikt de kennis en informatie, die zij door het tolken gekregen heeft, niet in haar eigen voordeel en werkt er niet aan mee dat anderen van die kennis gebruik of misbruik kunnen maken of zich daardoor kunnen bevoordelen.
      3. Wanneer de tolk tijdens de beroepsuitoefening informatie krijgt waaruit blijkt dat het mentaal of fysiek welzijn van derden in gevaar kan komen of dat zelfs hun leven in gevaar kan zijn, kan zij dit aan de daartoe aangewezen instanties melden.
5 Collegiale contacten
De tolk gebarentaal:
      1. ondersteunt indien nodig haar collega-tolken met haar eigen deskundigheid en ervaring.
      2. geeft collega's feedback, bijvoorbeeld tijdens intervisie.
      3. neemt tijdens collegiale contacten algehele zwijgplicht in acht.
      4. laat zich niet uit over collega-tolken en deelnemers tijdens een tolksetting.
      5. kan, wanneer een collega zich niet overeenkomstig deze beroepscode gedraagt, haar daarop wijzen. Bij verschil van mening kan zij zich tot de daartoe aangewezen instanties wenden.
Begrippenlijst
      1. Doven en slechthorenden: alle mensen die een auditieve beperking hebben, zoals vroegdoven, plotsdoven, laatdoven, doofblinden en slechthorenden.
      2. Opdrachtgever: persoon of organisatie die de tolk aanvraagt.
      3. Deelnemers: de aanwezigen in een tolksetting.
      4. Gebarentaal: een visueel manuele taal, een natuurlijke taal met een eigen lexicon en grammatica.
      5. Gebarensysteem: een bedacht systeem afgeleid van de Nederlandse Gebarentaal of het Nederlands (zoals Nederlands met Gebaren).
      6. Tolkopdracht: situatie waarvoor een tolk (of tolken) gebarentaal wordt/worden ingezet.
      7. Tolksetting: de situatie waarin de tolk aan het werk is.
NBTG, maart 2014